
Heel wat middeleeuwse handschriften zijn in latere eeuwen in beerputten terecht gekomen. Hoe kan dat nou?
Echt WC-papier is pas in 1857 in Amerika uitgevonden en heeft langzaam maar zeker de westerse wereld veroverd. Voor die tijd gebruikte mensen een stuk van de krant of ander papier bij het gebruik van het toilet. En in de 17de eeuw hingen (helaas) oude middeleeuwse handschriften op het ‘gemak’. En als de bladzijden uit zo’n boek op waren, verdween ook de kaft in hetzelfde gat als de beer.

Bij de opgraving op de hoek Muurhuizen / Kerkstraat in 1984 werden in een 17de-eeuwse beerput vier stukjes perkament gevonden. De drie kleinste fragmenten, van zeer dun perkament en slechts enkele centimeters groot, kunnen behoren tot een en dezelfde pagina. De ander, een dik en rechthoekig stuk perkament van 18 bij 9 cm, is waarschijnlijk een kwart van een oorspronkelijk blad. Alle fragmenten zijn met de hand beschreven met Latijnse teksten.
Het handschrift op de kleine fragmenten perkament moet worden gedateerd in de 15de of 16de eeuw. De tekst is geschreven in een zeer fraai en minuscuul handschrift (de letters zijn kleiner dan één millimeter) en alleen daarom al heel moeilijk te lezen. Het handschrift van het grote stuk perkament is waarschijnlijk enkele eeuwen ouder.

Na de opgraving was natuurlijk een van de vragen wie en wanneer zo’n middeleeuws handschrift als WC-papier heeft gebruikt. Uit archiefonderzoek is gebleken dat het waarschijnlijk om Geryt van Barnefelt met zijn vrouw Wobbe gaat, die rond 1600 aan de Muurhuizen woonden. Mr. Geryt van Barnefelt was tot 1617 leraar oude talen aan de Latijnse School en had dus toegang tot oude middeleeuwse handschriften.
Verder lezen? Download het artikel van Francien Snieder in het boek ‘Een maand op zicht’.