
Een oude baksteen lijkt nou niet de meest spraakmakende vondst. Maar toch, wanneer is die baksteen eigenlijk uitgevonden? En hoe bouwden ze hun huizen voor die tijd? Wat weten we en kunnen we reconstrueren op grond van de dingen die we vinden?
Een tent of een huis
De Neanderthalers die hier in het Midden Paleolithicum leven, 40.000 tot 30.000 jaar geleden, zijn nomaden. Ze trekken van plek naar plek, op zoek naar wild om te bejagen. Ze wonen in tenten, van hout, huiden en takken; ‘gebouwen’ die ze kunnen afbreken en elders weer opbouwen. In het Mesolithicum (Midden Steentijd) verandert dat langzaam maar zeker: er is meer en meer sprake van seizoenbebouwing, waarbij mensen langer op 1 plek blijven, maar nog steeds niet in vaste gebouwen. Pas als de eerste boeren hun intrede doen, bij de overgang van het Mesolithicum naar het Neolithicum, rond 5300 jaar v. Chr., verandert dat definitief. Mensen bouwen boerderijen, stallen, opslagruimtes en schuurtjes. De skeletten zijn van hout en de rest van leem, stro en riet, allemaal natuurlijke materialen uit de directe omgeving. De stallen zijn soms inpandig en staan soms los van de boerderij; de opslagruimtes staan op palen (spiekers) zodat ongedierte niet zo makkelijk bij de voorraad kan. Tot in de late Middeleeuwen bouwen ze hun boerderijen grotendeels volgens ditzelfde principe.
De boerderijen zelf vinden we natuurlijk niet meer terug, maar wel de bijbehorende verkleuringen in de bodem. Die helpen bij de reconstructie.
Stedenbouw
Met de komst van de Romeinen komt de stedenbouw op, overigens niet hier, maar in het Zuiden van Nederland. Ze zijn de uitvinders van cement en beton en bouwen met baksteen en natuursteen. Baksteen is dan overigens niet echt nieuw: al in het Neolithicum gebruiken ze het in het Midden-Oosten voor huizenbouw.
Middeleeuwen
In de Middeleeuwen verdwijnt de baksteen uit beeld, tot hij in de 11de/12de eeuw opnieuw wordt uitgevonden. Het is in die tijd is nog heel lang hout wat de klok slaat. Alleen kloosters, kerken en kastelen zijn van steen, dat wil zeggen van natuursteen, baksteen, of een combinatie van beide. De oudste stenen gebouwen in deze regio dateren uit de 12de eeuw en zijn gemaakt van tufsteenblokken, een vulkanisch gesteente. De hernieuwde bakstenen staan bekend onder de spreekwoordelijke naam ‘kloostermoppen’, vanwege het gebruik voor kloosters (en andere prominente gebouwen). Huizen in de stad zijn echter nog hoofdzakelijk van hout, met daken van riet. De ruimte is schaars en duur en dus staan de huizen dicht opeen gepakt, met alle gevaren van dien. Het leidt tot kleinere en grotere stadsbranden. Aan het eind van de Middeleeuwen grijpt de stedelijke overheid uiteindelijk in. De eerste grote stap is een verordening op zogenaamde ‘weeke daken’; nieuwe huizen moeten een harde dakbedekking krijgen. Muren hebben minder prioriteit: pas in 1645 komt er een verbod op houten voorgevels en worden huizen langzaam maar zeker van steen. Snel gaat dat overigens niet: in 1758 wordt eindelijk het laatste houten huis van Amersfoort afgebroken.
Prominente gebouwen als kerken en kastelen blijven vaak nog wel (deels) bewaard, maar van de huizen vinden we, net als in eerdere tijden, niet veel meer. Wat overblijft zijn de bakstenen, leisteen voor daken, lood, daklood, ijzers, spijkers en muurankers.
.