Cijfers en letters

Even meeluisteren bij de grote opgraving op de Hof in 1991: ‘Héé . . . hier staat wat op!’ De hele opgravingsploeg kwam aanlopen en staarde naar het kleine stukje lei, waar vaag wat woorden op te onderscheiden waren. Met een wat ongerust gevoel keken ze al snel naar de enorme stapels leifragmenten, die her en de over het opgravingsterrein verspreid lagen. Leisteen vind je namelijk bijna overal in de bodem van de binnenstad, omdat het vroeger veel als dakbedekking werd gebruikt. Het wordt daarom niet altijd als vondst bewaard; veel leisteen eindigt op de stort van de opgraving. Voortaan beter opletten dus. Er werden uiteindelijk nog twee beschreven fragmenten leisteen gevonden.

Zeker de ouderen onder ons kennen uit hun jeugd nog wel de schrijfleitjes: met een of krijtje kon je op de lei schrijven. En met een vochtige doek maakte je de lei weer schoon en kon je opnieuw beginnen. In de Middeleeuwen deed men het anders: op de lei werd een dun laagje was aangebracht en met een stift kon men daarna in de was schrijven. Door de was weer glad te strijken, werd de tekst gewist en kon het leitje opnieuw worden gebruikt. Ook kon men zo gemakkelijk kleine wijzigingen in de tekst aanbrengen. Maar als de schrijver wat hard op de stift drukte, kraste hij niet alleen de tekst in de was, maar onbedoeld ook in het lei zelf. Dan blijft de tekst, ook als na vele eeuwen de was verdwenen is, wél bewaard.

Op het grootste fragment zijn aan een zijde strakke lijnen aangebracht, net als op een schrijfblok. Alleen op het kleinste stuk leisteen is een leesbare zin te zien: ‘Al den ghene die dezen brief sullen syn (zien) of horen lesen…’ Dit is het standaard begin van vrijwel alle aktes en oorkondes uit de Middeleeuwen.

Verder lezen? Download het artikel van Timo d’Hollosy in het boek ‘Gespaard verleden’.