
De grape was in de Late Middeleeuwen in vrijwel ieder huishouden aanwezig. Deze kookpot wordt gekenmerkt door zijn bolle vorm, meestal twee oren en altijd drie pootjes. De ontwikkeling van de grape hangt samen met een verandering in hoe er gekookt werd. Tot in de Late Middeleeuwen werd de kookpot letterlijk in het vuur gezet. De bolle kogelpot, zonder pootjes was daar uitermate geschikt voor. In de Late Middeleeuwen werd er steeds vaker gekookt op een haardplaats met een stenen kookvloer. Een grape met drie pootjes blijft op zo’n vlak oppervlak veel beter staan. Een luxe grape was gemaakt van brons of later gietijzer, maar de grote meerderheid was van aardewerk. Dit exemplaar, gemaakt van zogenaamd roodbakkend aardewerk, dateert van rond 1400.
De Hof, 1991.