
Er zijn veel spreekwoorden met het woord zout. Voorbeelden zijn: ‘op alle slakken zout leggen’, ‘iemand ongezouten de waarheid vertellen’ en ‘het zout in de pap niet verdienen’. En als je in de weg loopt, moet je ‘opzouten!’ Zout is niet alleen belangrijk in onze taal, maar ook een onmisbaar ingrediënt in de keuken en op tafel.
Tegenwoordig zetten we een strooivaatje zout op tafel. Vroeger serveerde met zout in een bakje of schoteltje. Als je zout wilde, nam je een beetje tussen de vingers en strooide het over het eten. Uit onze opgravingen blijkt dat rijkere mensen vaak een bijzonder ‘zoutvaatje’ hadden.

Bij een opgraving in de Bloemendalsestraat in 1986 is een heel mooi zoutvaatje gevonden. De rand van het bakje is verfraaid met insnijdingen, waarop lijnen zijn ingekrast. Op de voet is versiering aangebracht in de vorm van profileringen en lijnen. Het vaatje is gemaakt van witbakkende klei en voorzien van een loodglazuur. Het dateert uit de 18de eeuw. Vergelijkbare vaatjes zijn gevonden in Alkmaar en Delft. De ander is eenvoudiger en gemaakt van majolica (aardwerk met wit glazuur). Deze is gevonden in een 17de-eeuwse beerput op het Mooierplein.
Verder lezen? Download het artikel van Maarten van Dijk in het boek ‘Gespaard verleden’.