Zoutvaatjes, nu zijn ze in ieder huishouden te vinden. Vroeger was dat wel anders: alleen rijke mensen hadden zo’n vaatje op tafel staan. Het waren ronde of vierkante bakjes op een smal, hoog voetje, van aardewerk, glas, metaal of zilver. Minder welgestelden zullen gewoon een bordje of een schoteltje gebruikt hebben.
Ook dit vaatje heeft die vorm. Het is gemaakt van geel-witbakkende klei, met een loodglazuur eroverheen en versieringen op de rand en de voet. Het dateert uit de 16de eeuw en behoort daarmee tot één van de oudste aardewerken vaatjes in Nederland. De strooiers zoals wij die nu kennen, bestaan pas zo’n 150 jaar.
Zout gebruiken doen we al sinds de eerste boeren hun intrede deden. Vanaf de prehistorie tot in de 16de eeuw vond winning vooral in het kustgebied plaats door zeewater te laten verdampen en het zout over te houden. De eerste sporen daarvan in Nederland dateren uit de Bronstijd (2000-800 v. Chr.). De laatste 150 jaar wordt zout op diepte gewonnen, met name in het Oosten van het land.
Bloemendalsestraat, 1986.
Lees verder bij ‘Smaakmakers’.