Vuursteen

Wat is het en waar komt het vandaan?

Vrijwel overal in de bodem kun je vuursteen tegenkomen. Het komt vanuit het Noorden, het Zuiden en vanuit eigen bodem (in Limburg). Vanuit het Noorden wordt het tijdens de voorlaatste ijstijd (het Saalien, 280.000 – 130.000 jaar geleden) meegevoerd met het ijs; vanuit het Zuiden komt het door de tijd heen mee met de rivieren.
Het is de hardste steensoort die je hier kunt vinden, zo hard dat je ermee in staal kunt krassen. Omgekeerd lukt je dat niet. Het lijkt een bijna glasachtig materiaal met vaak scherpe randen. Doordat je het goed kunt splijten is het perfect om werktuigen mee te maken. En dat doen ze in de prehistorie dan ook volop.

Wat maken ze ervan?

Voor de prehistorische mens uit de Steentijd is het het belangrijkste materiaal om gereedschap mee te maken. Wat staal voor ons is, is vuursteen voor hen. Ze maken gebruik van het feit dat vuursteen op een bepaalde manier breekt en vervaardigen op die manier verschillende werktuigen. Denk aan (vuist-)bijlen, dolken, speren en pijl (en boog). Als de bewerkingstechnieken zich verder ontwikkelen, wordt het gereedschap scherper, fijner en kleiner.
Jagers/verzamelaars maken vooral dingen om mee te snijden en schrapers om huiden mee schoon te maken. De eerste boeren hebben ander gereedschap nodig: zij bewerken hun land en bouwen huizen. Dat gereedschap maken ze o.a. van vuursteen.
Je zou denken dat vuursteen in de loop van IJzertijd langzaam maar zeker van het toneel verdwijnt, om uiteindelijk definitief in onbruik te raken. Niets is minder waar: na de uitvinding van het buskruit gebruiken late middeleeuwers het als vuurslag in hun vuurwapens. Als vuursteen tegen ijzer slaat, ontstaat er namelijk een vonk. Die vonk zorgt ervoor dat het buskruit ontbrandt en daarmee dat de kogel er met grote snelheid uitschiet. (In de Steentijd maken ze overigens al vuur door met vuursteen langs ijzer of pyriet te schrapen.) Zelfs nu zie je nog toepassingen: je kunt vuursteen terugvinden in schuurpapier (in poedervorm) of in ovenschalen (vanwege zijn hoge smeltpunt).

Vuursteen en archeologie

Vuursteen is een van de oudste vormen van materiaalbewerking die we kunnen vaststellen. Samen met hout en bot is het materiaal waar we het langst mee gewerkt hebben. Op een tijdschaal heb je het dan over de periode van 2 miljoen jaar geleden tot ongeveer 3000 jaar geleden, een onvoorstelbaar lange periode.
In de loop van de Steentijd ontwikkelen en verfijnen ze hun techniek. Zo zien werktuigen uit de Vroege Steentijd er anders uit dan in de Midden Steentijd. Ze passen hun techniek o.a. aan aan de omstandigheden waarin ze leven: een koud klimaat vraagt om ander gereedschap omdat je andere dieren vindt. Alles bij elkaar helpt het archeologen om de vuurstenen objecten te dateren. Bewerking en gebruik laat altijd sporen na, soms microscopisch klein. Maar onder een microscoop kun je die sporen toch achterhalen. Op die manier zie je soms hele kleine restjes van ander materiaal waarmee het vuursteen in contact is geweest. Aan de hand daarvan kunnen archeologen vaststellen of er bot, gewei, hout of iets anders mee bewerkt is.

Hoe bewaar je het?

Vuursteen wordt in de bodem niet of nauwelijks aangetast. Conserveren is dan ook vrijwel niet nodig.