Dieren

Mens en dier

De band tussen mens en dier gaat al millennia terug. Dat wil niet zeggen dat die band altijd hetzelfde was als nu. Voor jagers/verzamelaars zijn dieren prooien en een bron van voedsel. Maar al zo’n 14.000 tot 17.000 jaar geleden, in het Paleolithicum, domesticeert de mens zijn eerste dier: de grijze wolf wordt hond en verandert in een bondgenoot die helpt bij de jacht.

In het Neolithicum is er zelfs sprake van een neolithische revolutie, de eerste landbouwrevolutie die de overgang vormt van het nomadische bestaan van jagers/verzamelaars naar het boerenbestaan, waarbij mensen gewassen beginnen te verbouwen en dieren gaan houden. Zo domesticeert de mens in de eerste fase van die revolutie het rund, schaap, varken en de geit. Allereerst is dat voor het vlees, maar in de tweede fase van diezelfde revolutie, de zg. secundaire productenrevolutie, gaat het ook om de wol, melk, kaas en om de arbeid die dieren kunnen leveren. Zo ontstaat het gemengde boerenbedrijf waar men van veeteelt en akkerbouw leeft.

In de late Middeleeuwen verandert dat, doordat de ene boer zich meer op akkerbouw richt en de ander op veeteelt. En eigenlijk is het tot op de dag van vandaag nog steeds zo, met gespecialiseerde boerenbedrijven die van lieverlee groter en groter zijn geworden.

Huisdier

Veeteelt is één ding; het zorgt voor brood op de plank. Maar er is ook nog een andere band tussen mens en dier mogelijk, namelijk die tussen huisdier en baasje. Voor veel mensen zijn huisdieren niet weg te denken uit hun persoonlijk leven.

Je ziet ze voor het eerst verschijnen bij de oude Egyptenaren. En dan niet elk willekeurig huisdier, maar specifiek de kat. Katten zijn heilig; het worden huisdieren die je moet beschermen. Mishandel of dood je een kat, dan staan je strenge straffen te wachten. Ook in andere tijden en culturen houdt men huisdieren, maar niet altijd dezelfde en zeker niet alleen katten. De Romeinen bijvoorbeeld hebben waakhonden, katten en de rijkeren onder hen een pauw ter versiering. Voor Middeleeuwers is de kat juist een kwade genius, die ze in verband brengen met hekserij. Het levert in de 14de eeuw zelfs kattenverbrandingen op. Ze nemen liever een hond, als waak- en gezelschapsdier, maar ook, bij speciaal gefokte honden, als statussymbool.

En zo gaat de ontwikkeling verder, met steeds meer dieren én, vanaf de 17de eeuw, met exotische dieren. Een tropische vogel of een aapje laten immers zien hoe werelds je bent. Ook nu importeert men nog allerlei uitheemse dieren. Sommige daarvan, zoals de halsbandparkiet, zwermen hier in steeds grotere getale uit, omdat ze geen natuurlijke vijanden hebben.

Vondsten

Wat we vinden zijn vooral objecten die met dierverzorging te maken hebben, grofweg daterend van de 14de tot de 20ste eeuw. Denk bijvoorbeeld aan een hoefijzer, een roskam, ruitersporen en aan paardentuig. Verder vinden we skeletten, schedels, botten van katten en honden. Niet als grafgift trouwens, want dat gebeurde hier vanaf de Middeleeuwen niet meer.

Tot slot, wat dacht u van een pootafdruk van een hond, die door een opdrogende baksteen is gelopen of van een kalkei, dat op een bepaalde plek neergelegd werd om vogels te verleiden daar hun eieren te leggen?