
Archeoloog Itamar de Rooze met een paar puntige loden voorwerpen in zijn hand: “Als ik bij mijn schoonouders op het platteland in Twente ben zie ik ze soms buiten: mensen die een kleine bal door het weiland gooien, hier achteraan lopen, de bal oppakken en weer verder gooien. Rare jongens, die Twentenaren? Dit fenomeen blijkt een spel te zijn dat eeuwen geleden door heel Nederland gespeeld werd. Dit is Klootschieten (of Kloatscheet’n op z’n Twents).”
Het klootschieten is niet bij iedereen bekend. Het spel lijkt eigenlijk nog het meest op golf, maar in plaats van een golfclub gebruik je een arm om de bal in zo min mogelijk worpen bij een vooraf afgesproken markant punt te krijgen. Het klootschieten werd vanaf de 13de eeuw beoefend in Nederland. Het was lange tijd een erg populaire, maar schadelijke sport. Omdat er geregeld gebouwen, mensen en stadswallen beschadigd raakten door rondvliegende kloten, werd de sport in veel plaatsen verboden. Een voorbeeld van zo’n verbod uit circa 1500 luidde: “clootschieten of andere wansturigheid, ’t sy ook met stenen te werpen, op verbeurte van dertig stuyver”.
Toch bleef de sport populair tot aan het begin van de gouden eeuw en werd er – al dan niet illegaal – doorgespeeld. Tijdens opgravingen in Amersfoort vinden de archeologen zo nu en dan een kloot uit de Late Middeleeuwen tot en met Gouden Eeuw. Alleen in Twente is de sport het vandaag de dag nog populair.

Maar wat hebben die puntige loden voorwerpen met klootschieten te maken? De kloot was in het begin meestal een mooie steen of een ijzeren bal. Ja, daar kon je lekker ver mee gooien, maar natuurlijk ook veel schade mee aanrichten. Daarom mocht er alleen nog maar met houten kloten gespeeld worden. Om ze toch zwaarder te maken werden de houten ballen ingeboord en verzwaard met lood. In de bodem vergaat het hout vaak, waardoor van de kloot alleen de loden kernen overblijven.
Verder lezen? Download het artikel van Timo d’Hollosy in het boek ‘Een maand op zicht’.