Sport, spel en vermaak

Speelgoedwinkels zoals wij die nu kennen, waren er vroeger nog niet. Maar de ‘homo ludens’ (de spelende mens) is er wel. Er is volop vermaak, zowel in sport, spel als muziek. Kinderen knikkeren, spelen kolf en spelen met bikkels, koten en ballen. Volwassenen dobbelen, spelen ook kolf en doen aan kogelstoten en klootschieten. En muziek maakt men o.a. op fluiten en mondharpjes.

Spel
Van alles wordt speelgoed gemaakt, van bot, van hout, aardewerk, leer of metaal. Soms maken mensen het zelf en soms is het de ambachtsman die het als product erbij maakt. Van de botten van slachtafval maakt men bijvoorbeeld bikkels. Je speelt het met een bal. Die bal gooi je op en voordat hij weer op de grond komt, moet je met de bikkels bepaalde opdrachten uitvoeren. Hoe meer opdrachten je kan uitvoeren in één worp, des te beter. Ook koten worden van been gemaakt, maar zijn meer langwerpig van vorm. Je verzwaart ze met lood, zodat ze steviger staan of je er harder mee kan gooien. Een deel van de koten zet je op een rijtje en met een werpkoot moet je ze om zien te kegelen, een beetje zoals op een kegelbaan nu. Kolf is min of meer de voorloper van ons huidige golf, alleen is de bal in dit geval zwaar. Het is de bedoeling dat je die bal in een aantal slagen zo ver mogelijk wegslaat. ´s Zomers doe je dat op straat en in de winter op het ijs.


Sport
Sommige sporten kennen we ook nu nog. Klootschieten is er daar één van. In de Middeleeuwen is het populair volksvermaak. Het is een werpsport, die je vroeger speelde met een houten bal die met lood verzwaard was. Twee teams komen daarbij tegen elkaar uit en leggen, al kloot schietend, een bepaald parcours af. Het team dat het verste komt, na een gelijk aantal worpen, heeft gewonnen. Het is een riskante sport waarbij er nogal eens ongelukken gebeuren. Van lieverlee wordt het dan ook op steeds meer plekken verboden. In Twente en de Achterhoek is het echter blijven bestaan. Daar speelt men het nog altijd. Anders dan bij klootschieten mag je bij kogelstoten de kogel niet gooien, maar moet je hem als het ware wegduwen. Het kogelstoten zoals wij dat kennen begint in de Middeleeuwen waarschijnlijk als een soldatensport. In een wedstrijd proberen zij een kanonskogel zo ver mogelijk weg te stoten. En dat is nog altijd de basis van de sport, ook al gebruiken we nu geen kanonskogel meer en zijn de regels ongetwijfeld preciezer geformuleerd. Sinds 1896 is het een olympische sport voor mannen, sinds 1948 ook voor vrouwen; mannen met een kogel van 7,26 kg en vrouwen met eentje van 4 kilo.


Muziekinstrumenten
Er is meer vermaak dan sport en spel alleen: er is muziek en er zijn allerlei instrumenten, van percussie- tot blaas- en snaarinstrumenten. Neem bijvoorbeeld een mondharpje. Zo’n harpje is een metalen staafje in de vorm van een soort sleutelgat, met in het midden een plat metalen strookje. Met je vingers pluk je aan dat strookje, terwijl je het harpje in je mond houdt. Je mond fungeert dan als klankkast. Als je je wangen beweegt kun je er verschillende tonen mee maken. Overigens niet heel veel; mondharpjes zijn beperkt in hun bereik. Maar in de Middeleeuwen zijn ze heel populair: ze zijn betaalbaar en eenvoudig te bespelen.